De bibliotheek heeft een centrale plek in het leerecosysteem
Interview in het Bibliotheekblad van september 2022
Yuri Matteman kende de veelzijdigheid van de bibliotheek al voordat hij enkele maanden geleden aan de slag ging als directeur-bestuurder van DOK Delft. In die korte periode is hij nog meer onder de indruk geraakt van alles wat de bibliotheek doet, maar is hij net zo veel blijven houden van het boek als in zijn jeugd.
Was je altijd al fan van de bibliotheek?
In mijn jeugd was ik een enorm fanatieke lezer. Ik herinner me Dik Trom, De schippers van de Kameleon en De scheepsjon-gens van Bontekoe als de dag van gisteren. Toen ik ouder was, heb ik ook het hele oeuvre van Thea Beckman verslonden. Daarna stapte ik over op de spionageromans, totdat ik dank-zij mijn leeslijst op de middelbare school in aanraking kwam met literatuur. Ik denk dat ik een van de weinige mensen ben die daardoor meer zijn gaan lezen: daardoor ontdekte ik hoe origineel boeken kunnen zijn. Daardoor raakte ik ook gemotiveerd om bijzondere boeken voor mijn leeslijst te kiezen. De leraar stelde veel verplicht: we moesten bijvoorbeeld minimaal één boek van Couperus lezen. Dan las ik niet Eline Vere, maar een ander boek: Iskander. Ook vond ik het jammer dat ik geen anderstalige boeken mocht lezen. Na lang zeuren mocht Les Misérables van Victor Hugo ook op mijn lijst.
Ik ging in mijn jeugdjaren wel naar de bibliotheek, want thuis stonden niet veel boeken in de kast. Die spionageromans schafte ik zelf aan. Tijdens mijn eindexamen werd ik weer meer fan van de bibliotheek. Ik woonde in Buitenveldert in Amsterdam, maar ging toch liever naar de centrale bibliotheek in Amstelveen dan naar de bibliotheek aan de Prinsengracht in Amsterdam. Dat pand was prachtig, maar voor mij was het te groot. En de boeken die ik graag voor mijn eindexamen wilde lezen, hadden ze in Amstelveen ook. Bovendien was het er rustiger, zodat ik me beter kon concentreren op het leren voor mijn toetsen.
Na mijn studie werd ik weer een koper: ik wilde het liefst zo
veel mogelijk boeken in huis. Ik ontdekte de bibliotheek op-nieuw door de komst van mijn kinderen, die nu vijf en zeven jaar oud zijn. We wonen dicht bij de OBA, dus daar gaan we graag naartoe – niet alleen om te lezen, maar ook om te spelen. Maar natuurlijk gaan er ook altijd boeken mee naar huis.
Waarin schuilt voor jou de kracht van het boek?
Ik heb de kracht van literatuur ontdekt dankzij One Flew over the Cuckoo’s Nest. Toen ik dat op mijn zestiende las, werd ik omver-geblazen door de originaliteit van die roman. Het boek drijft op het gegeven van een onbetrouwbare verteller, waardoor je niet weet wat waar is en wat niet. Dat had ik nog nooit eerder gezien. Ik houd van boeken als objecten – om te hebben, maar ook om cadeau te geven. Ik kan wel een uur door boekwinkels struinen op zoek naar het juiste cadeau. De kracht zit hem voor mij niet alleen in het verhaal, maar ook in de creativiteit en de vrijheid die een boek kan brengen. Dat is wat kunst in het algemeen kan doen: je krijgt een andere blik op de wereld. Je leert er zo veel van. Waarom ik ze zo graag wil hebben? Als ze in je kamer staan, kunnen ze je elke keer herinneren aan alle verhalen die je dankzij die boeken tot je hebt gekregen, al die veranderingen die je dankzij die boeken hebt doorgemaakt.
Ik ben niet zuinig op boeken: voor mij zijn het gebruiksvoorwerpen. Ik doe niet graag afstand van ze, maar ik ben ook geen verzamelaar. Ik geef ze ook heel graag door, zodat anderen hopelijk van ze kunnen genieten.
Was het die liefde voor het boek die je bij de bibliotheek bracht?
Eigenlijk liep het net iets anders. Ik heb biologie gestudeerd. Dat wilde ik al toen ik zes was. Ik hield enorm van dieren. Mijn ouders trokken samen met mij langs alle dierentuinen door heel Nederland. Zij lieten me gewoon een halfuur of drie kwartier bij de apen zitten. Ik kon eindeloos naar ze blijven kijken.
Toen ik mijn studiekeuze moest maken, realiseerde ik me steeds meer dat de toekomst niet in dat soort biologie lag, maar meer in de moleculaire biologie. Maar toen ik stage moest lopen in een laboratorium, bleek ik dat helemaal niet leuk te vinden. Toen vond ik een stageplek bij Artis, waar ik mocht helpen met het opzetten van lesprogramma’s.
Die educatieve invalshoek beviel me zo goed dat ik vervolgens met vrienden een eigen bedrijf opzette waarmee we lesmate-rialen maakten voor biologie. Ons aanbod werd steeds breder: uiteindelijk richtten we ons op alle exacte vakken en organiseerden we evenementen om leerlingen enthousiast te maken voor wetenschap. Samen met universiteiten en andere organisaties maakten we complete lesprojecten. We groeiden langzaam, ook doordat we studenten aannamen om programma’s te ontwikke-len binnen hun eigen vakgebied.
Vervolgens maakte je de overstap naar Naturalis. Hoe ging dat?
Na een jaar of elf begon ik te twijfelen: ik wilde meer kunnen betekenen voor de samenleving. Na twee jaar twijfelen besloot ik te stoppen. Binnen een paar maanden kon ik beginnen als hoofd educatieve ontwikkeling van Naturalis. Mijn opdracht was om Naturalis 365 dagen per jaar relevant te maken voor jonge mensen, door ze enthousiast te maken en te houden voor de wereld van de natuur.
Ik wist: als je mensen wilt verbinden aan een onderwerp, moet je verschillende leeromgevingen met elkaar verbinden: school, thuis, het museum en de natuur. Zo leg je de basis voor een leer ecosysteem. Dat is een samenwerkend netwerk van scholen, gemeenten en educatieve organisaties waarbinnen jonge mensen hun passies kunnen ontdekken en verdiepen. En dat is maar goed ook, want er is veel te weinig tijd om kinderen op school alles te leren wat ze moeten kunnen en ze ook nog eens enthousiast te maken voor een bepaald onderwerp. Uit onderzoek blijkt dat bijna iedereen die in de natuur werkt een life changing experience gehad heeft in de natuur in zijn jeugd.
Als je voetballen leuk vindt, ga je op voetbal, maar als je natuur of cultuur leuk vindt, kun je niet op natuur of cultuur. En dat creëert ongelijkheid. Daar hoopten we verandering in te brengen. Binnen zo’n leerecosysteem helpen zogenaamde wegwijzers, zoals leerkrachten of bibliotheekmedewerkers, je telkens naar de volgende stap om verder te ontwikkelen waarvoor je enthousiast bent geworden. Ik heb, samen met anderen, in de regio Leiden ‘Verwonder om de hoek’ opgezet: daar kun je nu in verschillende achterstandswijken ‘op cultuur, natuur en wetenschap zitten’. In kwetsbare wijken kunnen kinderen kennismaken met het rijke aanbod op het gebied van cultuur, natuur en wetenschap. Buiten school kunnen ze er verder kennis mee maken in een serie workshops. Daarna kunnen ze lid worden van een vereniging of een club. En als die club niet bestaat, wordt deze opgericht. Zo zijn er in de regio Leiden al natuur- en wetenschapsclubs ontstaan.
Hoe kwam je vervolgens bij de bibliotheek terecht?
Ik realiseerde me dat de lokaal verbindende rol eigenlijk niet zo goed paste bij een nationaal museum als Naturalis. Die verbindende rol past veel beter bij de bibliotheek. Toen kwam de vacature van directeur-bestuurder bij DOK Delft vrij. DOK en Delft kloppen voor mij: Delft heeft serieuze gelijkekansenproblematiek waaraan je als bibliotheek enorm kunt bijdragen. En DOK wil als bibliotheek graag vernieuwend te werk gaan. Ik zag bovendien de overeenkomsten met de gedachte van het leerecosysteem: de bibliotheek als verbindende instantie tussen verschillende vormen van leren. Ik wil dat iedereen een volgende stap kan zetten als die daar het enthousiasme toe voelt. Helaas hebben niet alle kinderen die mogelijkheid. Mijn kinderen hebben met hun twee hoogopgeleide ouders bijvoorbeeld andere kansen dan kinderen in een van de minder welvarende wijken van Delft. Ik ben bij een bibliotheek gaan werken omdat ik dat verschil wil verkleinen. We zijn zo’n verbindende factor: op het gebied van kunst, cultuur en daarbuiten. We leven in een complexe samenleving, waarin je allerlei ingewikkelde keuzes moet maken: van een DigiD gebruiken tot een mening hebben over wel of niet van het gas af. Daar heb je allerlei vaardigheden voor nodig, en die kun je opdoen in de bibliotheek: kritisch denken, een open houding, informatie op waarde schatten, noem maar op. Bij ons kan dat allemaal.
Je bent nu een aantal maanden directeur. Wat heb je tot nu toe geleerd?
Voordat ik hier kwam werken, was ik interessant genoeg weinig bezig met de rol van lezen in de bibliotheek. Ik realiseerde me door alle gesprekken in de eerste maanden dat om je een leven lang te kunnen ontwikkelen, geletterd zijn een basisvoorwaarde is – precies zoals in het Bibliotheekconvenant staat. Daarom zie ik voor DOK de komende jaren twee rollen: enerzijds zijn we expert op het gebied van leesplezier en basisvaardigheden, anderzijds willen we verbindend zijn in Delft, zodat kinderen enthousiast kunnen worden en blijven op het gebied van kunst en cultuur. Bij DOK gaan we uit van plezier en echt contact. Toen ik bij Naturalis startte met het eerste leerecosysteem in een achterstandswijk in Leiden, werd men enthousiast omdat ik uitlegde dat we plezier maken als uitgangspunt namen en niet het oplossen van problemen. Dat houd ik ook in de gaten bij de keuzes die we maken bij DOK: zijn we problemen aan het oplossen of plezier en ontmoeting aan het bieden? Denk bijvoorbeeld aan een Taalmaatje versus een taalcursus: het eerste hoort meer bij ons dan het tweede. Wij trainen Taalmaatjes, het roc in Delft geeft de cursussen. Ik werk dan ook graag samen met partijen die iets beter kunnen dan wijzelf. Dan kunnen wij ons richten op de dingen waar wij zelf het best in zijn.
Welke zaken verbazen je of maken je kritisch?
In de Netwerkagenda gaat het heel erg over ons eigen aanbod op het gebied van een leven lang ontwikkelen. Ik denk dat we veel meer een verbindende factor moeten zijn. We moeten niet alles zelf willen doen, maar vooral samenwerken. De bibliotheek-medewerker van de toekomst moet niet alleen in staat zijn het volgende boek aan te reiken, maar ook om je te helpen de volgende stap te zetten. Als je drie keer een boek over robots hebt geleend, moeten wij je doorverwijzen naar de roboticacursus van de universiteit of naar een museum.
Daarnaast kunnen wij als bibliotheek leesplezier en leesmotivatie inbrengen in andere projecten. Zo hebben wij, als klein voorbeeld, onlangs een boekenkast ingericht op het eerste Keti Koti-festival Delft met boeken over het slavernijverleden. De problemen zijn groot, dus we hebben veel te betekenen.
In de bibliotheeksector lijkt het boek onder druk te staan, terwijl het zo onmisbaar is. In Delft collectioneren we nog zelf: wij hebben geen standing order-abonnementen van NBD Biblion en maken geen gebruik van andermans collectiediensten. We hebben aparte collectioneurs voor verschillende vestigingen en doelgroepen. En we hebben themaroutes voor de jeugd, waarmee kinderen en jongeren op eigen houtje door de collectie kunnen struinen. Dat willen we nu ook met onze informatieve collectie gaan doen. In de toekomst willen we een meer museale ervaring toevoegen door ook andere objecten een plek te geven in onze vestingen. Bij de sectie natuur en techniek zouden fossielen kunnen komen, bij de poëziesectie een typemachine. Alles om mensen te stimuleren dat passende boek op te pakken. Maar uiteindelijk zijn de mensen het belangrijkst: de persoon op de vloer is de beste begeleider richting het goede boek.
Wat wil je nog bereiken in de bibliotheeksector?
In Delft wil ik ons een essentiële rol laten spelen in het leerecosysteem van de stad. Ik wil dat wij ervoor zorgen dat mensen altijd de volgende stap kunnen zetten om hun interesses verder te ontwikkelen, zowel kinderen als volwassenen. Daarnaast moeten we het Leesoffensief heel stevig gaan neerzetten. Als dat ons lukt in Delft, levert ons dat misschien ook iets op voor de hele sector.
Wat is het verschil tussen de bibliotheekbranche en andere sectoren?
Zowel in de museum- als in de bibliotheeksector zijn mensen ongelooflijk gemotiveerd. Ik vind het zo knap dat de bibliotheek-branche zo weerbaar blijft, ondanks alle klappen die we krijgen. Dat zie ik bij DOK, maar ik weet hoe breed het speelt. Het is echt niet altijd makkelijk, maar iedereen zet door. Dat maakt het voor mij extra bijzonder dat ik in deze sector mag werken.
Wel denk ik dat de bibliotheek echt een plek van nu is, waar je graag moet willen werken. Bij Naturalis stond ik nog met één been in de wetenschap, nu sta ik midden in de cultuur. Daardoor maak ik ook kennis met mensen die heel goed muziek kunnen maken of goed kunnen schilderen. Een groot verschil is ook de verhouding met de gemeente: bibliotheken hebben allemaal een zeer innige relatie met de gemeente. Dat geldt voor veel musea veel minder.
Waar ben je het meest trots op?
Ik ben trots op het vertrouwen dat ik heb gekregen om in de regio Leiden ‘Verwonder om de hoek’ op te zetten. En ik kijk met veel plezier terug op dertien jaar mooie projecten draaien met mijn eigen bureau. Ik heb met zo veel interessante mensen mogen samenwerken. Daarmee hebben we ook veel jongeren de kans geboden om zich te ontwikkelen, onder wie de studenten die eindeloos bij ons bleven omdat ze het zo leuk vonden. Ik vind het belangrijk dat mensen zich kunnen doorontwikkelen binnen wat ze doen. Dat past ook uitstekend bij DOK, waar ‘iedereen blijft groeien’ een veelgebruikt motto is. Dat zie je hier ook terug. Medewerkers krijgen echt de kans door te groeien. Er is ruimte om fouten te maken. Dat vind ik bijzonder.
Wat zijn je hobby’s?
Ik luister heel veel gitaarmuziek, met name metal en punk. Ik zit veel in de trein, en dan zet ik graag mijn koptelefoon op. Sinds een paar jaar speel ik ook zelf gitaar. Ik had nog nooit een instrument gespeeld, en ik heb eigenlijk nog nooit een hobby goed volgehouden, dus dit is voor mij een grote uitdaging.
En natuurlijk lees ik heel graag. Vroeger maakte ik mijn keuzes voor boeken heel bewust. Toen ik begin twintig was, wilde ik alle grote boeken van de wereldliteratuur lezen. Nu gaat het vooral om wat ik tegenkom, wat me wordt aangeraden en waar ik zin in heb. Op die manier kom ik de grootste parels tegen.